Ineens komt hij naast me staan. Even later ploft hij met een diepe zucht neer op de barkruk en wenkt naar de jonge jongen achter de bar. ,,Doe maar een biertje ofzo”, zegt hij, de indruk wekkend dat hem niet uitmaakte wat voor drankje er voor hem op de bar zal verschijnen. Zolang er maar alcohol in zit, gok ik.
,,Je kijkt niet erg blij”, begin ik voorzichtig een gesprek. Hij mompelt boterzacht een nauwelijks verstaanbare ‘nee’ en zucht nog maar eens. Vervolgens neemt hij zo’n grote slok van zijn bier dat het glas in een keer voor de helft leeg is. De druppels die net niet in zijn mond komen, maken streepjes over zijn gladde kin via zijn nek naar zijn t-shirt toe. Het zal niet zijn eerste biertje geweest zijn.
Hij zwijgt. ,,Het kan niet altijd goed gaan in het leven”, probeer ik voor de tweede keer een gesprek aan te knopen. ,,Nee, inderdaad”, zegt hij, wederom nauwelijks verstaanbaar. Nu met zijn andere hand giet hij de rest van het biertje in een keer naar binnen. Halverwege moet hij plotseling hoesten. Het weerhoudt hem er niet van om het bier in een keer naar binnen te gieten. Hij laat een boer en zet het glas weer op de bar. Onmiddelijk wenkt hij weer de barjongen. ,,Doe mij nog maar zo’n een”, reclameert hij. De jongen knikt maar kijkt vies als hij merkt dat het glas kleddernat is. En niet alleen van het bier.
Terwijl de jongen nog een bier tapt, doe ik een derde poging om een gesprek te voeren. ,,Gelukkig hebben we onze gele vrienden nog, nietwaar?”, zeg ik, zo vrolijk als gepast is in het licht van zijn duistere humeur. Hij snuift even als begin van een lach en herhaalt mijn woorden: ,,Gele vriend”, zegt hij tegen zijn glas, en weet deze keer driekwart van de pilsener in een keer in zijn keel te krijgen. Zonder te hoesten. Ik verwachtte dat hij wel door zou praten, maar hij zegt niets. Hij zwijgt alleen maar en kijkt voor zich uit. De laatste kwart gaat even later door zijn keel.
,,Nog zo’n een”, kort hij zijn zinnen tegen de barjongen steeds verder in. Ik besluit het iets directer aan te pakken. ,,Wat scheelt eraan, beste kerel?”, zeg ik, terwijl ik hem op zijn schouder klop. Hij haalt de schouder op terwijl ik mijn hand nog niet heb weggehaald. ,,Ach weet je”, begint hij, maar zijn stem sterft weg. Het bier belandt nu in een keer in zijn keelgat. De barjongen, die het systeem inmiddels doorheeft, pakt zijn glas en tapt weer een nieuw biertje in.
,,Tong verloren”, grap ik, terwijl ik de hoop op een goed gesprek over de problemen in het leven al heb laten varen. Hij kijkt stuurs opzij en klapt zijn biertje naar binnen. Inmiddels staart hij naar het paarse bloemetjesmotief van de handdoek op de bar. De jongen zet nog een biertje voor hem neer. Ik neem net de laatste slok van mijn eerste pilsje. ,,Toch niet nog zo’n een”, zegt hij, zonder duidelijk te maken waarop hij doelt. ,,Nee, toch niet zijn tong verloren”, zeg ik, terwijl ik een blik van verstandhouding wissel met de barjongen.
,,En nu is het genoeg”, zegt de man fel. Hij haalt een tientje uit zijn zak en met een klap legt hij het op de bar. Hij kijkt me iets te lang aan. Vervolgens draait hij zich om en beent weg. Pas bij de deur draait hij zich even om en schreeuwt in mijn richting. ,,Weet je, ik ben het gewoon zat dat mensen aan mijn kop lopen te zeiken.”
No comments:
Post a Comment